Vroeger wilde ik altijd journalist worden. Ik weet ook niet waarom.
Misschien wel omdat ik zo nieuwsgierig ben. Of omdat ik altijd hulde kreeg voor m’n opstellen op de lagere school. Ik zag het al helemaal voor me: Ik als Razende Reporter. Keistoer. In oorlogsgebieden. Of bij de intocht van Sinterklaas. Naast meneer Aart.
Ooit, ik zal een jaar of 10, 11 geweest zijn, stond er een advertentie in de Mikro-gids. Er werd gevraagd naar correspondenten voor een kindernieuwsprogramma op radio 1. Minjon geloof ik. Ik besloot een brief te schrijven.
Een paar weken later werd ik gebeld. Ik mocht een keertje meedoen. Om te proberen of het wat was.
De opdracht was: Lees elke dag de krant en kies deze week 3 nieuwsberichten uit voor kinderen. Het mocht grappig nieuws zijn, maar ook triest, of opvallend. Dat maakte niet uit.
Ik moest per berichtje een samenvatting maken en in eigen woorden op de radio vertellen waar het nieuws over ging. Ik nam mijn taak uiterst serieus. Ik las elke dag het Eindhovens Dagblad en knipte wel 20 leuke, trieste, of opvallende berichtjes uit. En daaruit koos ik dan de 3 beste. Ik had er stress van, maar ik vond het een partij leuk!
Op een afgesproken tijdstip werd ik gebeld. Om niet gestoord te worden door Middelste en Kleinste Broer (die toen al erg irritant konden zijn) trok ik me terug op zolder. De zenuwen gierden door m’n keel. Met bibberende, kleffe handjes nam ik de telefoon aan, en met trillende stem deed ik verslag.
Het gesprek duurde altijd een paar minuten en werd dan dezelfde dag nog uitgezonden.
Ik zat met m’n cassetterecordertje klaar om alles op een cassettebandje op te nemen.
Het was verschrikkelijk spannend. Maar ook zó verschrikkelijk erg, om mezelf op de radio te horen. Die stem. Mijn Hemel.
M’n eerste optreden beviel goed. Ze belden terug dat ik het een paar weken mocht doen. Braaf deed ik wat gevraagd werd. En na een paar weken mocht iemand anders. Eerlijk is eerlijk.
M’n journalistieke carriere begon serieuze vormen aan te nemen. In de zesde klas heb ik me met Buurjongen van Vroeger en een Vriendinnetje opgegeven voor Blikskaters van de VPRO. We wilden een reportage maken over het Jeugdjournaal.
We kregen een uitnodiging om naar Hilversum te komen. Ik kreeg er zelfs vrij voor van school. Iedereen stikjaloers. We filmden een paar dagen op locatie. Eerst gewoon in Mijn Dorp, daarna in de studio.
We leerden alle in’s en out’s van het Jeugdjournaal. We ontmoetten Leonie Janssen (jaja..) en nog wat semi-bekende Nederlanders. We vroegen ze het hemd van hun lijf. Bijzonder kneuterig was het.
Een jaar later belde de VPRO of we zin hadden in nóg een uitzending. Die ging over geluidsoverlast. Natuurlijk deden we vrolijk mee.
Toen ik een jaar of 11 was, ging het op school over ‘later’.
‘Later wil ik journalist worden’, zei ik. Toen heb ik Willibrord Frequin aan de telefoon gehad. Niet dat hij nou een hoogstaand journalist was, maar hij werkte destijds bij Brandpunt.
De juf zei: ‘Bel hem maar op en vraag maar hoe je journalist moet worden’.
Zo gezegd, zo gedaan. Willibrord had niet zo heel veel nieuws te melden. Hij zei dat ik Havo moest doen, en daarna de school voor journalistiek. Oja. ‘Kies Frans en Duits’, zei hij nog. ‘Dat is een must’. Ja dat kon ik eigenlijk zelf wel bedenken.
Nou ja… hij vond het leuk dat ik belde en wenste me veel succes. Het gesprek duurde nog geen 2 minuten. Willibrord had geen tijd denk ik. Of ik was de zoveelste die hem belde. Of hij is gewoon niet zo goed met kleine, ambitieuze meisjes. Dat kan ook.
Ik had eigenlijk gehoopt dat hij me zou uitnodigen voor een rondleiding op de redactie ofzo. Ik durfde het niet te vragen. Dat is eigenlijk geen goede eigenschap voor een journalist. Later bleek ook dat Duits niet m’n sterkte kant was. Of nou ja.. het was eigenlijk een drama. De Duitse leraar was een eikel. Mit-nach-nebtst-samt-bei-von-zu… dat rijtje leerde ik braaf uit m’n hoofd. Ongeveer dan he? Ik weet niet eens waar het voor diende. Der-die-dem-das; die weet ik ook nog. En dan houdt het op.
Verder heb ik heimwee. Ook niet handig als je als journalist naar allerlei verre vreemde landen moet.
De uitzending over het Jeugdjournaal heb ik een paar jaar geleden pas over laten zetten op DVD. De kwaliteit is abominabel slecht, maar oh wat een grappig filmpje is dat. Het duurt maar 15 minuten. Nu gebruik ik hem wel eens in de les. Om te laten zien hoe de redactie van het Jeugdjournaal er bijna 30 jaar geleden uit zag. Zonder computers. En zonder internet. ‘En dit jongens, is een typemachine’.
Maar hoe de juf er vroeger uitzag, maakt altijd meer indruk op de leerlingen. Niet bepaald een Razende Reporter. Ze lachen zich suf.
Met haar Oilily-kleren. En haar Dikke Bril.