Daar word je mee besmet. Dat zeggen de mensen wel eens. En afgelopen vrijdag werd het weer pijnlijk duidelijk.
Zoals de meesten van jullie wel weten ben ik docente op een middelbare school voor kinderen met allerlei leerproblemen en stoornissen als ADHD en autisme.
Elk jaar luiden we de carnavalsvakantie in met een schaatsdag.
Officieel is deze activiteit ontstaan om de verjaardag van de directeur te vieren. Deze directeur is inmiddels allang met pensioen en heeft al twee opvolgers gehad, maar we houden tradities graag in ere. Daarbij komt ook nog dat een aantal docenten (waaronder ikzelf) ook een lichte auti-touch hebben. Reden genoeg voor een jaarlijks terugkerende, vaste schaatsdag.
Schaatsten tot nu toe op de vrijdag vóór de carnavalsvakantie. Dat was fijn. Want dan konden we na het schaatsen meteen gaan feesten en dat is goed voor de flow.
In carnavalstenue togen we naar de ijsbaan en reden daar de Elfstedentocht of deden we mee aan de duatlon (maar dan schaatsen ipv fietsen). Voor de leerlingen die schaatsen nog moeilijk vinden, of motorisch net zo onhandig zijn als ik, is er ruimte voor instructie en teamsleeën. Na een uurtje opwarmen is er een ijshockeytoernooi. Met als titanisch hoogtepunt de wedstrijd tussen leraren en leerlingen.
Prima.
So far, so good.
Meestal worden activiteiten tegen de vakanties gepland. Leerlingen worden daar onrustig van. Tenminste… als er té veel in korte tijd georganiseerd wordt.
Docenten beginnen te hyperventileren aan het einde van het schooljaar. Ze hebben té weinig tijd over om alle lesstof te behandelen.
Daarom is gekozen om de schaatsdag dit jaar ‘ergens’ tussendoor te plannen. Daarnaast moesten we dealen met het feit dat de zomervakantie een week is ingekort. Hierdoor hebben wij een aantal ‘losse’ vrije dagen tegoed, waaronder de vrijdag voor de carnavalsvakantie. Onze schaatsdag.
Afgelopen vrijdag was het zover. Op een ander moment dan we gewend zijn.
Toch raar. Geen verklede leerlingen of docenten. Maar wél op de ijsbaan. Het klopte gewoon niet.
De Muziekleraar en ik zijn doorgaans wedstrijdleiding. We zitten dan samen in het omroephokje. We houden de uitslagen van de wedstrijden bij. Van een afstandje moedigen we onze klassen aan. We hebben altijd wat op ons hoofd. Een pruik, een muts of hoed. Soms boter. Dit jaar niet. Het was een gemis.
De meeste docenten waren al helemaal in vakantiestemming. Ik ook! Ik heb afgelopen donderdag ook ons lokaal gepoetst. Vakantie-klaar gemaakt, zeg maar.
Ten onrechte dus.
Nu hadden we ‘slechts’ weekend.
We kwamen er niet echt in. Er schalden geen carnavalskneiters door de boxen. Nadat de leraren het laatste potje ijshockey nipt gewonnen hadden, en de teleurgestelde leerlingen wat stoom hadden afgeblazen tijdens het discoschaatsen, mochten ze naar huis.
En dat ‘naar huis gaan’ is nogal een ehm… gedoe.
Kinderen hebben zere voeten van de kou. Dikke blaren omdat er een sok dubbel zat. Rode snotneuzen lopen leeg en er is er geen één die een zakdoek bij zich heeft.
Ze kunnen hun schoenen niet meer terugvinden, of vergeten hun schaatsen in te leveren. Wie waardevolle spullen als mobieltjes en portemonneetjes bewaart voor zijn klas blijft met minstens 3 attributen zitten. De klasgenoot waarmee mee naar huis gefietst moet worden is per ongeluk al aangefietst. Ze vergeten welke bus ze ook weer moesten hebben en waar de bushalte ook weer was.
Schaatsbeschermers en losse handschoenen liggen all over the place. Tassen die blijven liggen en kinderen die verkeerde jassen aantrekken. Buskaarten kwijt. Altijd wel iemand die z’n fietssleutel verloren is of een ouder die vergeet z’n kind op te halen. Taxi’s die aan school staan en niet bij de ijsbaan.
En áls de leerlingen dan naar huis zijn, duurt het nog altijd even voordat alle spandoeken zijn opgeruimd en de lege chipsdozen platgestampt zijn. Om van het verzamelen der gevonden voorwerpen maar niet te spreken.
Dit jaar stond ik, zoals gewoonlijk, op een plek richting de uitgang. Nog altijd in de carnavalsvakantie-modus. ‘Fijne vakantie! Gezellige carnaval!’
Sommige leerlingen raakten een beetje in de war. ‘Vakantie? Carnaval?’ Ze wezen me erop dat dát nog wel even duurde. ‘Weekend zult u bedoelen, juf!’
Zucht.
Macht der gewoonte, denk ik. Het zit gewoon in mijn systeem.
Schaatsen = carnaval. En carnaval = schaatsen. Omroepen met een pruik op m’n kop. Na het schaatsen nog een warme chocomel en door naar de kroeg. Alaaf.
Het zal nog wel wat jaren duren voordat ik daarvan afgekickt ben.
Maar ja.
Waar je mee omgaat…