Ja. Ik ben bijgelovig. Mij zul je niet onder een ladder door zien lopen.
Niet op een vrijdag de 13e en nooit niet.
Ik geloof ik voortekenen. En toeval bestaat niet. ‘Het zal wel voorbestemd zijn’, denk ik dan.
Een paar weken geleden: Ik zat in de tuin. Het was doodstil. Maar toen besloten beide buurmannen tegelijkertijd hun gras te gaan maaien.
Precies, maar dan ook precies tegelijk! De ene begon met de kantjesmaaier, de ander met een duwapparaat.
Het was bijna psycho.
Ja. En dan voorzie ik dus problemen.
Ik klop overmoedige uitspraken altijd af op ongelakt hout. Liefst eiken. Ik maak nooit een paraplu open als ik binnen ben. Ik zal ook nooit een lieveheersbeestje doodmaken. Ik ben op mijn hoede als ik een zwarte kat zie.
En ik raak in paniek als ik een boterham laat vallen die met de met boter besmeerde kant op de grond valt. Niet zozeer vanwege het feit dat ik die dan moet opruimen en weggooien, maar wel omdat het ongeluk brengt. Overigens valt een boterham ALTIJD met de besmeerde kant naar beneden. Maar dat terzijde.
Verder geloof ik ook dat er geesten bestaan. Die het licht af en toe uit doen. Of de radio aanzetten. Of fotolijstjes doen omvallen.
Gelukkig geloof ik ook in dingen die geluk brengen.
Hoewel ik er nog nooit een heb gevonden, blijf ik toch zoeken naar klavertjes vier.
Als er een wimper op mijn wang ligt, dan pak ik hem voorzichtig op, sluit mijn ogen, blaas hem weg en doe een wens.
Als twee mensen tegelijkertijd hetzelfde woord zeggen, knijp ik (ongeacht wie er naast me zit) mijn buurman en roep ‘eensknijps’. Ook dan mag je een wens doen. Ik word hier wel eens raar op aangekeken. Met name bij de bakker als hij vraagt wie er aan de beurt is, en er samen met mij iemand ‘IK’ roept. Soms best gênant.
Vallende sterren. Vorige week waren ze er nog. Diep in de nacht stond ik voor het raam. Ik heb me suf gewenst. Met m’n ogen dicht uiteraard. In stilte.
Als er een vrouw tussen twee mannen zit, of andersom, zeg ik dat de middelste een wens mag doen. Ook gek. Met name in de wachtkamer bij dokter of tandarts.
Als ik peultjes eet, hoop ik altijd dat ik er een met negen erwtjes tegenkom. Is ook nog nooit gebeurd.
Ik probeer elke dag te zingen voor het ontbijt. Schijnt geluk te brengen.
Drie keer niezen = morgen mooi weer. En een witte vlinder is de reïncarnatie van iemand die dood is.
Ja. Ik geloof het allemaal.
Ohja. En ik heb ook mijn eigen dwangmatigheden. Die staan nergens te boek als ‘geluksbrengers’ of ‘ongeluksbrengers’, maar het móet gewoon.
De tijd waarop ik mijn wekker laat aflopen, moet uit minimaal twee dezelfde cijfers bestaan, maar die dezelfde cijfers mogen niet naast elkaar staan. Gelukkig ben ik niet de enige die dat heeft.
Als ik het getal 207 tegenkom, moet ik daar een foto van maken, of in ieder geval het getal ‘bewaren’ of ‘meenemen naar huis’. Dat is een jaar of 18 geleden ontstaan. Maar dat leg ik nog wel een keer uit.
Gisterochtend bij het uitruimen van de vaatwasser viel er een glas kapot.
En toen heb ik een staatslot gekocht. Meteen.