Het gebeurt niet snel. Maar ik was in shock. Ik ben er nét een beetje van bekomen.
Ik heb bijna gehuild. Van gruwel.
Van de week wilde ik mijn vuilniszak in de kliko gooien. Toen ik het deksel open deed, krioelde het van de maden. GAT-VER-DAMME.
Echt. Ik ben een schoon meisje. Pak alles drie keer in voordat ik het weggooi. En toch… toch hebben die gore groene strontvliegen het voor mekaar gekregen om mijn kliko te voorzien van honderden, nee, misschien wel duizenden kronkelende maden.
Ik ging bijna over m’n nek. Ze moesten dood. Allemaal. En wel meteen.
Op internet vond ik genoeg tips. Een krant met chloor doordenken en erin gooien. Maden zouden niet tegen de chloorlucht kunnen.
Een pak zout zou ook helpen. De maden zouden daardoor uitdrogen en overlijden. Ik las dat sommige mensen hun kliko regelmatig reinigen. Zucht. Daar had ik niet zo’n zin in. Bovendien was het al te laat. De maden waren een feit.
Terpentine en alles in de fik steken was ook een optie. (‘Pas hierbij op dat u voorzichtig te werk gaat. Uw kliko kan vlam vatten of smelten’).
Een wat dier- en milieuvriendelijker tip was om de kliko gewoon een nachtje open te zetten, zodat de volgende ochtend de vogeltjes hem leeg zouden pikken. En ja. Ik ben van de natuur. En van diervriendelijkheid. Maar niet in mijn eigen achtertuin. Bovendien was de stank na een paar dagen 30 graden niet te harden. Daar ging ik natuurlijk niet in liggen zonnebaden. No way!
En toen las ik over mottenballen. Daar kunnen vliegen niet tegen.
Ik moest ze in een pantykousje bovenin de kliko hangen.
Mooi!
Gelukkig was het woensdag en zou de volgende ochtend de kliko geleegd worden. Ik pakte een krant, doordrenkte hem met chloor en gooide die in de kliko.
Ik haalde een pak zout en gooide deze erbij. Voor mottenballen was het al te laat. Niet de maden, maar vliegen kunnen daar niet tegen. En tja. Die hadden hun eitjes al gelegd.
Om het uur ging ik kijken. Maar maden blijken taaie beesten. Of de tips sloegen nergens op, dat kan ook. In ieder geval… het kronkelde en krioelde nog steeds. En tot overmaat van ramp hadden ze zich ook al op de rand van de kliko gevestigd. Sommige vielen op m’n stoep als ik het deksel heel hard dicht smeet.
Ik kon wel janken.
Donderdag was de kliko eindelijk leeg. (Gemeente, vraagje: Kunnen de grijze kilo’s t niet gewoon elke de week geleegd worden als het zo warm is? Wel zo hygiënisch…)
De maden, taai als ze zijn, hadden het zout en de chloorlucht natuurlijk gewoon overleefd. Gelukkig zijn er een hele hoop met van Gansewinkel mee. Maar toch. Wat er nog van over was, moest weg. Dood. Maar nu écht!
Ik overwoog de ‘in-de-fik-methode’. Maar Pa is brandweerman geweest en die zou het nooit goed gevonden hebben. Dus dan maar oldschool schrobben.
Ik ging aan de slag. Met groene zeep. Oma zwoer erbij. Ik maakte een heet sopje en kwakte de kliko vol. In de schuur vond ik nog een oude schrobber.
Het moest een paar keer. Ik schrobde me te pletter. Langzaam maar zeker werd het zuiver. Alle maden zijn afgevoerd via het regenputje.
Ik ging naar het Kruidvat voor mottenballen. Helaas zijn mottenballen niet meer van deze tijd. Of ze waren allemaal uitverkocht. Dat kan ook.
Er waren wel mottencassettes en mottenpapiertjes. En mottenspray. Ook goed. Ik koos voor de cassettes. Meteen nam ik een rol klikovuilinszakken mee.
Vakkundig prepareerde ik een mottencassettesysteem in mijn eigen kliko. Een beetje gedoe was het wel. Volgens ‘oma weet raad.nl’ moeten de mottenballen bovenin de kliko hangen. Eigenlijk in een pantykousje. Maar die heb ik natuurlijk geen. En het waren geen ballen, maar een cassette. Dus tja. Een sisaltouwtje voldeed prima. Het bungelt gezellig bovenin.
Daag, dikke gore groene strontvliegen… Tot nooit!
En nou maar hopen dat die klotebeesten ook écht niet meer terugkomen.
Nooit, maar dan ook nooit meer!