Dat ik niet het allerhipste kind was vroeger is bekend. (Als dat niet zo is, kan je hier even kijken. Of hier)
Dit weekend bleek gelukkig dat ik niet de enige was…
Q en ik waren op Paaspop en keken naar ‘Orgel Vreten’.
Twee hippe overactieve organisten en een dikke band die de hele tent op z’n kop zetten.
Het was al wat later op de avond en we hadden net gegeten. Blij dat we even konden zitten. Op de A-locatie welteverstaan. Vooraan.
Ik ken Q al 20 jaar. We weten veel van elkaar. Bijna alles.
‘Weet je dat ik vroeger orgelles heb gehad?’ zei Q met het schaamrood op de kaken. Ik dacht dat ze een grapje maakte, maar ze was bloedserieus. Even heb ik getwijfeld. Maar daarna heb ik bekend: ‘Ik ook!’
Orgelles!
We hebben eerst samen héél hard gelachen. Daarna kwamen we er openlijk voor uit dat we ons eigenlijk kapot schaamden en dat we het daarom nooit aan elkaar verteld hadden.
Orgelles. Ingekakt al op ons 12e jaar. Duffe kinderen waren wij. Echt heel duf.
Na cum-laude geslaagd te zijn voor AMV en een glansrijke blokfluitcarrière (Jaja, ik mocht spelen op de open dag van de muziekschool!) werd het tijd voor wat anders. Ik weet niet precies meer hoe het ging. Maar er kwam een Hammond-orgel bij ons thuis. En ik ging op les. Elke dinsdagmiddag uit school fietste ik naar de muziekschool.
Mijn orgelleraar was een oude man. Met een grijze baard. Hij stonk naar koffie en sigaretten. Hij was streng en mopperde veel.
Ik had een mapje en een boek met orgelstukken. Ik moest elke dag oefenen. Maar dat deed ik natuurlijk niet. Tot groot verdriet van mijn ouders.
Het weekend begonnen pa en ma te pushen. ‘Ga eens oefenen’.
Elke dinsdag opnieuw stond ik met een bek vol tanden omdat ik er geen barst van terecht bracht.
Elke dinsdag kreeg ik een preek van de orgelleraar. ‘Lieneke, Lieneke, Lieneke’, zuchtte hij dan. ‘Dat gaat toch nooit wat worden met jou op deze manier?’
Ik nam me elke week voor om weer te gaan oefenen. En elke week kwam er niks van.
Ik vond er geen hol aan.
De orgelleraar van Q had rood haar en puisten. Ook zo’n hippe vogel (maar niet heus). Ook Q oefende nooit.
Jaloers keken we naar Orgel Vreten. Wij hadden daar ook kunnen staan. Wij hadden ook de tent plat kunnen spelen. Achterstevoren, ondersteboven en bovenop onze Hammond.
Met jaloerse vrouwen en mooie mannen die aan onze voeten lagen.
Dat we ze opvraten. Die orgels.
Maar ja. Soms lopen dingen anders.