‘Zullen we anders eens stukje gaan motorrijden?’ De vraag kwam als donderslag bij heldere hemel. We zaten op het terras. Het was niet heel warm maar de zon scheen.
De laatste keer dat ik achterop een motor zat, was 27 jaar geleden. Bij een leuke jongen. Tenminste, dat vond ik hem, tot ik op die motor sprong.
Het was een drama. Hij wilde stoer doen, denk ik. Hij ging veel te hard en veel te schuin door de bochten. Ik heb doodsangsten uitgestaan.
Toen ik daar levend van was thuisgekomen, had ik gezworen om nooit, maar dan ook nooit meer achterop een motor te stappen. Met de jongen is het nooit wat geworden. Maar dat terzijde.
‘Ehm… ja?’ hoorde ik mezelf hardop afvragen. Kennelijk kwam het er overtuigender uit dan ik bedoelde.
‘Dat vind ik leuk!’, zei lief.
Toen pas ging ik echt nadenken. Ik zou toch nóóit meer op een motor gaan zitten? Veel te gevaarlijk. Bovendien heb ik nou niet echt het figuur van ‘een lekker wijf’ wat het leuk doet achterop de motor.
Lief heeft zo’n snelle. Zo’n knalgroene Japanner. Zo’n aso-ding.
Ik had alweer spijt van m’n te snelle en te spontane en te ondoordachte ‘ja’.
Ik probeerde er onderuit te komen. ‘Ik pas nooit in jouw motorpak’.
‘Jawel hoor’, zei lief. ‘Dat denk ik wel’.
‘En de helm dan? Dat moet toch ook goed passen?’
Lief zei dat het allemaal goed zou komen.
‘Je zit aan het bier’, probeerde ik nog. Het was zijn eerste biertje weliswaar, maar toch.
We rekenden snel af en liepen naar de schuur. Twee motorpakken, twee helmen, twee paar handschoenen. Het lag allemaal keurig klaar.
‘Oh, wat jammer, de broek past niet’. Een klein gelukkigje maakte zich van mij meester.
‘Kom hier’, zei Lief. Hij trok en sjorde net zo lang tot de knoop dicht ging.
Ik was bang dat ik eruit zou scheuren als ik achterop zou klimmen. Dat gebeurde niet. De jas kon ook dicht en de helm paste als gegoten.
‘Gewoon rechtop blijven zitten. In de bochten ook. Hier kan je aan vasthouden.’
Dat waren de instructies. Hieraan vasthouden?! Een piepklein beugeltje voor één hand. Achter m’n rug. Hieraan vasthouden?! Dit dingetje??
Er was nog één laatste hoop.
‘Eens even kijken of hij start’. Lief was er niet zeker van.
Het is een oud ding. In de winter staat hij stil. Hij zou voor het eerst weer de weg op gaan. Het ging niet van harte. Het duurde en duurde. Bijna bekroop mij een euforisch gevoel. En toen startte het ding. Godsamme.
Lief zou zachtjes rijden. En niet over de snelweg. En niet te hard optrekken. En ook niet te hard remmen. En oppassen bij drempels. ‘Beloofd’.
De eerste kilometers waren doodeng. ‘If you can read this, the bitch fell off’. Ik zag het fotootje van internet steeds voor me. Wat als ik eraf zou vallen? Wat als ik per ongeluk losliet? Wat als er een automobilist niet goed aan het opletten was? Na 5 km volgde een evaluatie. Of ik terug wilde, of verder.
Ik koos voor het laatste. We reden richting Duitsland. Het ging best goed. Lief reed prima. Na de pauze, op de terugweg, was ik wat meer gerust. De zon scheen. We reden door de mooie natuur. Ik kneep niet meer met alles wat ik halen kon in het beugeltje. Ik was ontspannen en blij. Ik voelde dat het goed zat.
Veilig bracht hij me weer thuis. De schat.
Leuk hoor, zo’n motortoertje.
Moeten we vaker doen.